Innovatieverbod
Over een turropreker, een gehaktmolen en de arrogantie van de machtVincent LoosjesZeist (Figi), 14 november 2007, symposium Waarom onderwijs?
Inleiding
Op verjaardagen, feesten en partijen hoor je van alles, bizarre prietpraat en zo. Je kunt er ook allerlei mensen tegenkomen. Zo ontmoette ik een turro-preker (=??) Komt niet voor in de kerndoelen; niémand hoeft dus te weten wat dat is, een turro-preker, terwijl het toch wel eens handig is als er iémand was die iets wel weet."Last van voorschriften?" vroeg ik. Toen brandde hij los! Hij bleek caravans te verhuren op Franse campings. Om die campings veilig te maken golden er sinds kort voor heel Frankrijk dezelfde regels. Zoals:
-Per caravan mag maar één gasfles staan, op 2 meter afstand;
-bij brand moet de caravan zo snel mogelijk worden weggesleept;
-de caravan dient te staan op inschroefbare poten in plaats van op blokken.
Gevolg: uw gasfles staat bij de caravan van de buren en de gasfles van de buren staat bij uw caravan. Voorschrift voldaan. De eerst keer dat men met een brandende caravan ging slepen (omdat gecontroleerd uitbranden niet meer mocht) bleek de slang van de blusser het gesleep niet bij te houden en stak de caravan tijdens het gesleep nog twee anderen aan. Ondertussen was er nog een verbrand been ten gevolge van een omgevallen theepot, wat weer de schuld was van die wiebelende inschroefbare poten.
1. Uitgangspunten voor fatsoenlijke wetgeving
Wat illustreert dit? Veiligheid is een doel, een redelijk doel. Je moet dat doel niet voorbijschieten door teveel voorgeschreven details, ofwel middelen om je van dat doel te verzekeren. Je kunt als wetgever kiezen tussen doelvoorschriften en middelvoorschriften. Je kunt voorschrijven (als middel) hoeveel en waar de waterslangen liggen en hoe de caravan moet worden weggesleept enz. Je kunt (als doel) ook voorschrijven
dat er geblust kan worden. De vraag die een wetgever zich zou kunnen of moeten stellen is of een middel wel mag worden voorgeschreven zolang een doelvoorschrift tot een aanvaardbaar resultaat leidt.
Men kan namelijk ook een checklist opstellen die ten behoeve van veiligheid nagelopen moet worden; zoals een piloot een checklist moet raadplegen voordat hij met zijn vliegtuig opstijgt. Of: de kampeerbazen hadden onderling een keurmerk kunnen ontwikkelen, zodat iedere camping die daar niet mee uit de voeten kon, afzag van dat keurmerk. Of je laat de zaak aan de assuradeur over die en hogere premie vraagt voor rijden zonder gordel of brommen zonder helm of campings zonder bluswater.
Dit brengt mij op een tweede uitgangspunt voor wetgeving: Als marktwerking de zaak kan reguleren, moet er dan geen ruimte voor die marktwerking overgelaten worden.
Je hoeft natuurlijk niet met een caravan te reizen. Deze zomer had ik de gelegenheid om anderhalve dag door Tsjechië te lopen. Daartoe had ik een Duitse kaart 1:25.000. Ik bevond mij nabij de Duitse grens. En ik had een fraaie route gepland. Niks ervan. Er was maar één route. Ik moest en zou me als tourist strikt communistisch verplaatsen. Week ik van die ene route af dan werd ik geconfronteerd met de grote Pozor! Dat is niet de naam van een hond, maar het betekent gewoon Pasop! Aan de Duitse kant van de grens was het alleen verboden de natuur te beschadigen, en er waren routes uitgezet, de E3, de rode streepjesroutes, en de Malerweg. "Gibt es auch ein Gustav weg?" "Noch nicht, aber den werden Sie bestimmt finden!" luidde het antwoord. Aan de Tsjechische kant werd de enige toegestane route aangegeven, en die werd dan ook massaal gevolgd (niets "vpravo/vlevo" wat ik me eigen had gemaakt om de weg te kunnen vragen).
Dit bracht mij op een derde uitgangspunt voor fatsoenlijke wetgeving. Het recht kent gebodsbepalingen versus verbodsbepalingen. Het recht kent, in iets andere woorden, de keuze tussen een gesloten systeem (gebonden marsroute zoals in Tsjechië) of een open systeem.*1
Het recht kent ook het onderscheid tussen formeel en materieel recht. Een formele bepaling is bijvoorbeeld dat er geen onwettig verkregen bewijs gebruikt mag worden in een strafzaak; een materiële bepaling omschrijft een bepaald gedrag en stelt daarbij bepaalde straf in het vooruitzicht. We moeten bij formeel/materieel echter ook denken aan een formele bepalingen die slechts voorwaarden stellen en materiële bepalingen die een bepaalde route inhoudelijk voorschrijven.
Er is nog iets: Het recht omvat niet alleen de geschreven wet, maar ook rechtsbeginselen. Algemeen aanvaarde principes. Ik denk speciaal aan één rechtsbeginsel: misbruik van macht. Het klassieke voorbeeld is dat van een gemeente die een benzinepomp weg wilde hebben. De gemeente sloot daarom de weg af voor gemotoriseerd verkeer. Misbruik van macht: détournement de pouvoir.
2. Toegepast op het onderwijsrecht
Ergo, diverse uitgangspunten die deels elkaar overlappen of parallel lopen, uitgangspunten om het bestaande onderwijsrecht tegen het licht te houden en te fatsoeneren. Ik laat ze los op het onderwijsrecht om te zien wat dat oplevert.
1e. Wat kan aan de
markt worden overgelaten? Thans kennen we het inspectie-monopolie. Maar zijn ouders niet vooral degenen die merken als er iets niet goed gaat met hun kind? Waarom geen mogelijkheid tot alternatieve inspecties? Zo'n pluriformiteit zou beter passen in een pluriforme samenleving. De overheid beperkt zich dan tot een vangnet van openbaar (en evt. bekostigd bijzonder) onderwijs, maar bemoeit zich minder, of helemaal niet meer met scholen die de inspectie niet willen inhuren en met ouders die zelf voor hun recht willen opkomen en zelf het pedagogische heft in hand willen nemen.
2e. De volgende vraag is hoe die markt, als open systeem, wettelijk in te richten. Kunnen we niet volstaan met
formele voorwaarde-schepping ten behoeve van het leerrecht van de leerplichtige? Ik denk daarbij aan het vereiste van gekwalificeerde leraren, aanwezigheid van enige structuur die een school genoemd kan worden, regelmatige aanwezigheid van leerlingen; alles zonder materiële, inhoudelijke invulling. Geen geboden dus, hoogstens een verbod op bij voorbeeld kinderarbeid en verwaarlozing.
3e. Vervolgens geen voorgeschreven routes, geen voorgeschreven middelen, maar slechts doelbepalingen. In hoeverre mag een middel - kerndoelen, canons, toetsmethodes - dwingend worden voorgeschreven als een algemene doel-bepaling - aansluiten op ander onderwijs c.q. aansluiting op de maatschappij - zeker zo effectief is, met mogelijkheid (in een open systeem) tot
meerdere mogelijke doelen. Evenveel als er verschillende leerlingen zijn met verschillende leerstijlen en verschillende leraren met verschillende capaciteiten.
- Wat hebben we aan de vrije "keuze der leermiddelen" die Grondwet art. 23 ons belooft? In plaats daarvan krijgen we een gebonden marsroute (voorgeschreven middel) (En dat kan want in Nederland mag de burger zich niet op de Grondwet beroepen; Grw art. 120!)
- Wat hebben we aan uniformering van opleidingen (gesloten systeem dus) terwijl in een samenleving juist verschillende capaciteiten en vaardigheden vereist zijn? En verschillende informatie: dat ene Engelse schoolmeisje dat toevallig wist wat een tsunami was; met Kerstmis drie jaar geleden. Mogen Harvard en Princeton niet meer boven de middelmaat en de universiteit van Simpelveld uitsteken?
- Wat hebben we aan een opgetuigd MBO als de aannemers steen aan been klagen dat er geen ambachtsschool meer is en zij ongekwalificeerd personeel moeten inzetten met als gevolg het vergeten van wapening in een overstekend betonnen balkon?
4e De Wot, Wet op het onderwijstoezicht, is helaas een "fraai" staaltje van
détournement de pouvoir. Iets regelen via een wet die daar niet voor is bedoeld, althans, een wet die suggereert daar niet voor bedoeld te zijn. De Wot geeft namelijk inhoudelijke eisen via de uitwerking van het toezicht:
- Kwaliteitsbeoordeling op grond van een afwezige definitie ervan, terwijl kwaliteit juist, aldus Mentink, geen "juridisch begrip" was (Wot art. 11); voorts
- schriftelijke (i.v.m. bewijslast!) planmatigheid en zelfevaluatie (Wot art. 12);
- de beoordelingscriteria van het toezichtskader (Wot art. 13, via amvb). Zogenaamd na inspraak tot stand gekomen; alleen de kleur van de spijlen van het ambtelijke hok mochten nog gekozen worden.
Er zijn zelfs
drie wetten in het geding: niet alleen de betreffende sectorwet, Wpo of Wvo en de Wot, maar sinds deze zomer is er ook de Leerplichtwet die hetzelfde onderwijs via een nieuw artikel 1a1 inhoudelijk regelt. Behalve een herhaalde kwaliteitseis en vereiste planmatigheid:
- voorgeschreven kerndoelen (via amvb),
- machtiging van de inspectie om een school af te keuren; einde beoordelingsvrijheid van de leerplichtambtenaar. (Merk op: een bepaling die je eerder in de Wot zou verwachten.)
Ergo, meervoudig détournement de pouvoir, door de wetgever zelf nog wel; simpeler gezegd: verdeel (over drie wetten) en heers.
We hebben dus een aantal uitgangspunten waarmee we kunnen proberen om het bestaande onderwijsrecht op de hak te nemen, ofwel, om er gehakt van te maken. Ik vat alle ingrediënten samen: Een tweedeling in openbaar onderwijs, als vangnet en voor ieder bereikbaar, naast een vrije onderwijsmarkt. In die vrije onderwijsmarkt gelden m.i. idealiter aan de basis slechts enige formele voorwaarden, (bevoegdheid, structuur, verbod op verwaarlozing), geregeld in één wet. De te kiezen routes, de te bewandelen wegen, de middelen vrij en tenslotte leiden die middelen, die vele wegen naar Rome, tot meerdere Rome's, namelijk tot een open reeks mogelijke doelen.
3. Oude en nieuwe situatie
Hoe was de situatie? Vrijheid van onderwijs was in de Leerplichtwet geregeld bij de definitie van de "school 3e categorie" zijnde een school die "wat de inrichting van het onderwijs en de bevoegdheden [lees: bevoegdheid] van de leraren betreft, overeenkomt met" een bekostigde school. Daar viel mee te leven, althans voor het veld. De enige "inrichtingseis" voor het basisonderwijs was te vinden in Wpo art. 2 jo. 39: aansluiting op voortgezet onderwijs omstreeks je 13e. Het is curieus dat die vrijheid die de wetgever liet voor het particulier initiatief alléén bestond zolang er géén gebruik van werd gemaakt, en dat zodra er van die vrijheid sinds Jeannette Kappé ("Boerderijschool", 1991) in toenemende mate zoals de laatste jaren, door dissidente Vrije School-leraren en door de Iederwijsscholen, gebruik gemaakt werd, de wetgever de veiligheidsklep dichtbindt. Dat is eigenlijk te zot voor woorden. De beoordelingscriteria/ aanmerkingscriteria die op grond van de Wot inmiddels zijn geformuleerd en het innovatieverbod van art. 1a1 Lplw. *2 dat de "school 3e categorie" sinds juli 2007 "regelt", laten geen enkele vrijheid meer toe. Althans, de scholen waarbij het om een alternatief pedagogisch concept gaat, kunnen daar onmogelijk mee uit de voeten. Men heeft een open systeem vervangen door een gesloten, dichtgetimmerd systeem dat gebaseerd is op vastomlijnde kerndoelen, programmering met toetsing, en het axioma van de rechtlijnige ontwikkeling, waarbij de leerling een vat is dat systematisch met kennis gevuld moet worden.
Echter, zijn de voorgestelde uitgangspunten krachtig genoeg, zijn de messen voor het maken van gehakt wel scherp genoeg. Ik ben sceptisch.
Bood het congres dat in september in Amsterdam gehouden werd enig perspectief?*3 Thuisonderwijs werd wel genoemd, maar dat is, zoals werd onderstreept, behoudens uitzonderingen, in Nederland verboden. De toekomst van het onderwijsrecht werd aangesneden: Er werden vragen opgeroepen, maar toen het erop aankwam zei de spreker, "op al deze vragen zal ik geen antwoord geven." En de zaal moest terecht hartelijk lachen. Nog opmerkelijker was de vraag die
niet gesteld werd, die naar het bestaansrecht en de functie van particuliere scholen. Daar zou je - meer nog dan in het informele thuisonderwijs - professionele wegen kunnen vinden waar in de toekomst al het onderwijs mee gebaat is. De vraag naar de mogelijkheid voor onderwijsvernieuwingen (vanuit de praktijk, dus niet uit de koker van OC&W) werd niet gesteld. Maar ik denk nog even verder.
4. Nog twee uitgangspunten
Punt 5. Ik begin weer met een voorbeeld: Het oplossen van de file op de A27 bij Gorinchem: een weg? of een trein? of een dubbele brug? of een tunnel? Niet een halve tunnel en een halve brug. Dat zou natuurlijk belachelijk zijn. Je kiest één oplossing; of één oplossing waar je het beste van maakt. Dat is economisch gedacht. Maar er is - voor onderwijs - niet één beste oplossing. Dat is
zuiging van de economie. Het gaat om ontwikkeling van talenten, voor iedereen verschillend, in plaats van om een doel. Dus, merk op, eerst heb ik het middel gerelativeerd ten behoeve van het doel en nu relativeer ik het doel (output) ten behoeve van het proces. Niet wat, hoe, en waartoe, maar
dat er iets geleerd en ontwikkeld wordt. Ofwel, hoe kun je het Heraclitische vuur, het enthousiasme ontsteken om überhaupt iets te leren, of, zoals Brandsma (Staatsvrije Vrije School Anfortas) het formuleerde: "Wat wil in dit kind ontwikkeld worden." Daar gaat het om; de leerling als uitgangspunt, dat is de gemeenschappelijke factor die ik bij alle particuliere initiatieven heb aangetroffen. Door de eenzijdige aandacht voor een efficiënte planmatige benadering, uitgaande van de vraag welk menselijk reserveonderdeel we straks nodig denken te hebben, wordt de natuurlijke motivering iets te willen leren (met de docent als boekhouder), in de kiem van de leerplichtige gesmoord.
Punt 6. Ook de
zuiging van macht wordt onvoldoende onderkend. Een politicus heeft over alles een mening en signaleert telkens nieuwe misstanden "die geregeld moeten worden". Men verdringt elkaar om voorzitter te worden van een politieke partij of men zegt botweg: "ik wil premier worden". Maar wat is de rechtvaardiging van het ongebreidelde machtsstreven van politici?
Tegenover macht van de overheid staat vrijheid van de burger. Meestal denken we in onze democratie in de eerste plaats aan de vrijheid van meningsuiting, maar handelen conform die overtuiging? Dan raak je aan de vrijheid van godsdienst en vrijheid van onderwijs. Want wat hebben we aan de vrijheid van meningsuiting als we niet conform die mening mogen handelen en leven? Dan kunnen we van die vrijheid alleen nog maar gebruik maken om te schelden; en dat gebeurt dan ook. Waarmee ik niet pretendeer een verklaring daarvoor te geven.
Hoe ging dat met de vrijheid van godsdienst? In de Middeleeuwen was de RK-religie verplicht; het onderwijsrecht verkeert m.i. nog steeds hardnekkig in deze middeleeuwse fase. Compleet met de daarbij horende heksenjacht op andersdenkenden. Minister Ritzen bracht dit goed onder woorden*4: "Als ergens paternalisme op zijn plaats is, dan wel in het onderwijs." Maar, als we die middeleeuwen nou eens achter ons laten; "durf zelf te denken" zou Immanuel Kant zeggen. Ik ben van mening, in Kantiaanse zin: "als ergens het paternalisme
niet meer op zijn plaats is dan is het in het onderwijs". Daar kan je natuurlijk over twisten, maar men verliest daarbij wel iets uit het oog:
Vrijheid laat de ruimte voor ouders om de paternalistische weg te kiezen. Het paternalisme laat omgekeerd geen vrijheid voor ouders om van het paternalisme af te wijken en de waarde van hetgeen zij daardoor wellicht vinden voor een ieder vruchtbaar te laten zijn. Ook dat zou een wetgever in gedachten moeten houden. Met andere woorden: het kabinet wil dat we onze verantwoordelijkheid nemen, maar zonder dat we die krijgen, d.w.z. zonder dat we de ruimte daarvoor krijgen.*5
De door mij beoogde gehaktmolen - prototype gehaktmolen - zal natuurlijk niet zomaar in werking treden, want welke ambtenaar of politicus wil zijn carriŠre nou in de waagschaal stellen. Er gebeurt dus niets en men negeert wat lastig is, dat handjevol, die paar honderd leerplichtigen. Men negeert echter ook dat er een tijdbom onder ons stelsel ligt, een tijdbom van 10.000-en leerplichtigen die niet naar school gaan omdat ze de score omlaag trekken, of omdat ze een lastig ADHD- of hoogbegaafden-etiket hebben of omdat ze chronisch gepest worden. En dan laat ik de spijbelcultuur nog buiten beschouwing. Het kan natuurlijk nog een tijd "goed" gaan. Misschien wel tot er niemand meer is die voor de klas wil gaan staan. Of, tot iedereen verwezen is naar het speciale onderwijs. Of, tot het 7e mes in werking treedt.
Slot
Wat hebben we namelijk aan het, op welke manier ook,*6 muilkorven van macht als er met de vrijheid die daarmee geschapen wordt niets gebeurt? Dit brengt mij op een zevende mes van de vandaag te lanceren gehaktmolen. Wat hebben we aan vrijheid als er geen
idealisme is om met die vrijheid iets te doen. Als je aan een elastiekje niet trekt, of mag trekken, heb je immers niets aan het rekkend vermogen. Het 7e mes bestaat dus uit de aanwezigheid van enig idealisme, van een visie, om het even wat de inhoud ervan is.
Als er 7 messen zijn, zal er ook wel een 8e mes zijn. Vermoedelijk is er zo'n 8e mes om van het bestaande onderwijsrecht definitief gehakt te maken. Ik stel voor dat men over dat 8e mes zijn gedachten laat gaan, ook mijn eigen verhaal moet een open systeem zijn, en een open eind hebben; en wie weet ontmoet u op een verjaardag een turropreter.*7 Daar kun je wat van opsteken.
Dank u wel.
Noten
1* Bijvoorbeeld in het verenigingsrecht, de informele vereniging, en in het strafrecht waar dat niet voorschrijft wat dan wèl "correct" gedrag is.
2* Wet van 21 juli 2007 tot wijziging van de Leerplichtwet 1969, Stbl. 298. Zie ook columns 9 en 13 op www.loosjes.nl.. Zie ook "Freedom of education within a firewall" op diezelfde site.
3* Het SBLO-congres d.d. 21 september 2007 "De stand van het onderwijsrecht".
4* Minister van Onderwijs Jo Ritzen op 6 okt. 1993 in de Tweede Kamer.
5* Sterker nog. Als (naasten)liefde de essentie van het Christendom is - en m.i. is dat zo - dan beschikke de mens over enige vrijheid voor die (naasten)liefde; gedwongen liefde is immers onzin. Vanuit dit gezichtspunt is het optreden van het kabinet van Balkenende, Plasterk en Donner alles behalve christelijk, doch slechts gelovig in de zin van gelovend in de vaste, niet door tijdsverloop gescheiden, koppeling van oorzaak en gevolg, zonder vrijheid, m.a.w. men denkt strikt Oud-Testamentisch c.q. islamitisch in gesloten systemen; à la Pavlov.
6* Zie daarover mijn "Vrijheid van onderwijs als proces tegen de staat" Gorinchem, 2005.
7* Het ging uiteraard om een tour-operator
N.B.
Titel en voetnoten maakten geen deel uit van de gesproken tekst.
Wat het symposium op 14 november 2007 uitermate interessant maakte, was dat de verschillende sprekers, in volgorde: Jos Verhulst, Bram Moerland, ikzelf, Jaap Peters en John Taylor Gatto, o.l.v. dagvoorzitter Meike van de Linde, elk vanuit een zeer verschillende achtergrond en invalshoek tot verwante bevindingen kwamen: de staatsbevoogding werkt averechts, want waarom is er onderwijs? Opdat een ieder daar zijn of haar eigen invulling aan kan geven (of namens je kind als verantwoordelijke persoon invulling aan kan geven) in overeenstemming met zijn of haar te ontwikkelen talenten en potentieel vakmanschap. Het symposium stond daarmee in schril contrast met dat te Amsterdam van 21 september dat uitblonk door voorzichtigheid ook maar iets te zeggen waar iemand misschien wel eens aanstoot aan zou kunnen nemen, ofwel, zoals mijn vader , prof. Th. P. Loosjes (UvA)(1908-1998) placht te zeggen: "Angst voor alles wat wel eens zou kunnen afwijken van het Heilige wetenschappelijke zogenaamd objectieve paradigma."
V.L.
Print versie (pdf)